
Kenmerkend aspect 32 (8) (examen) (H/V)
Kenmerkend aspect 32: De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme bij tijdvak 8: Burgers en Stoommachines.
Politieke partijen zoals we die nu kennen, in de zin van politieke verenigingen die leden verkiesbaar stellen voor het parlement, ontstonden pas in de 19e eeuw. In Nederland bijvoorbeeld gebeurde dit pas in de tweede helft van de 19e eeuw. Het ontstaan van moderne politieke partijen hangt samen met het ontstaan van politieke stromingen in de vroege 19e eeuw in Europa.
Politieke stromingen zijn brede bewegingen van mensen die een aantal samenhangende ideeën delen over de juiste inrichting van de maatschappij. We noemen een politieke stroming ook wel een ideologie.
De grote politieke stromingen liberalisme, socialisme, en nationalisme ontstonden in de vroege 19e eeuw. Zij ontleenden hun ideeën aan de verlichting en aan de democratische revoluties in de late 18e eeuw, met name aan de Franse Revolutie. Deze stromingen spelen tot op de dag van vandaag een grote rol in de politiek.
Liberalisme
Het liberalisme ontstond in de vroege 19e eeuw als een reactie op het autoritaire en ondemocratische bestuur van de vorsten in Europa (na de nederlaag van Napoleon). Het liberalisme stelt vrijheid voor het individu voorop. Deze vrijheid wordt verkregen als de overheid zich niet teveel bemoeit met het individu. Het liberalisme ontleent haar ideeën aan de 18e-eeuwse verlichtingsdenkers zoals Montesquieu, Rousseau en Adam Smith.
Politieke opvattingen liberalen (in de 19e eeuw!)
Economische opvattingen liberalen
In economisch opzicht was het liberalisme een reactie op het mercantilisme in de 17e en de 18e eeuw. Het mercantilisme stelde dat de overheid de nationale economie moet beschermen door die de export bevorderen en de import afremmen. Liberalen daarentegen waren voorstander van economische vrijheid. De Schotse econoom Adam Smith (1723 – 1790) had het nut van economische vrijheid al in de 18e eeuw bepleit.
Liberale visie op de overheid
De staat moet zich beperken tot bescherming tegen buitenlandse vijanden, handhaving van de rechtsorde, uitvoeren van publieke werken en opleggen van belastingen. Deze opvatting is terug te vinden in de 19e-eeuwse idee van de nachtwakersstaat.
Socialisme
Ideeën over gelijkheid en gemeenschappelijk bezit waren ouder dan de 19e eeuw. Het 19e eeuwse socialisme ontstond als een reactie op de grote sociale en politieke ongelijkheid en de slechte levensomstandigheden van arbeiders in de opkomende industriële samenleving. Socialisten waren ervan overtuigd dat de kapitalistische economie deze problemen niet op kon lossen.
Tegenover de kapitalistische economie stelden zij een nieuwe – socialistische – samenleving als ideaal:
In de late 19e eeuw organiseerden socialisten uit heel Europa regelmatig internationale bijeenkomsten. Er ontstond een internationale socialistische beweging. De aanhangers van deze beweging (‘de Internationale’) waren het echter zelden eens over de te volgen koers om de ideale socialistische samenleving dichterbij te brengen. Dit leidde tot een scheuring in de socialistische beweging. Er ontstonden nu twee hoofdstromingen binnen het socialisme:
Sociaaldemocraten | Communisten |
---|---|
gematigd | radicaal: volgelingen van Karl Marx (1818-1883) |
lot arbeiders verbeteren door het oprichten van vakbonden en politieke partijen | lot fabrieksarbeiders verbeteren via een gewelddadige omverwerping van de kapitalistische samenleving |
dus niet via revolutie maar via wetgeving in het parlement) | dus via revolutie; daarna zou de ideale communistische samenleving ontstaan waarin “iedereen werkt naar vermogen en neemt naar behoefte” |
Confessionalisme
Het woord ‘confessie’ staat voor geloof (geloofsbelijdenis). Het confessionalisme is de stroming waaruit christelijke politieke partijen zijn voortgekomen. Het heeft zich in de 20ste eeuw ontwikkeld tot een politieke stroming die toegankelijk wil zijn voor het hele volk en die het midden houdt tussen liberalisme en socialisme.
In de eerste helft van de 19e eeuw vonden de kerken het niet nodig om zich politiek te organiseren. Het christelijke gedachtengoed werd voldoende beschermd door de toenmalige conservatieve regeringen. Dit veranderde toen na 1848 conservatieve regeringen meer en meer plaatsmaakten voor liberale regeringen. Het liberalisme stond voor een scheiding tussen kerk en staat. De confessionelen waren daartegen. Een andere reden voor het oprichten van confessionele partijen in de late 19e eeuw was de vrees van de kerken voor het opkomende socialisme. Het socialisme verwierp godsdienst.
Belangrijke opvattingen van confessionelen:
Nationalisme
Het nationalisme als politieke stroming neemt een afwijkende plaats in binnen dit overzicht van stromingen. In vergelijking met de eerdere stromingen is het namelijk de enige stroming die eerder op een gevoel dan op een aantal samenhangende ideeën is gebaseerd. Het begrip ‘natie’ staat voor land of volk. Het begrip nationalisme staat voor het gevoel van saamhorigheid van een groep mensen die een staat vormt of wil vormen. Deze definitie is op zich helder, maar het is wel belangrijk om te beseffen dat het nationalisme vele gezichten en uitingsvormen kent: van patriottisme (vaderlandsliefde) aan de ene kant tot het extreme vreemdelingenhaat aan de andere kant.
Het nationalisme als culturele en politieke stroming ontstond in de vroege 19e eeuw als een reactie op de bezetting van vele Europese landen door de legers van Napoleon. Tijdens deze periode van Franse overheersing werden andere, bezette volken zich ervan bewust dat ze weinig met de Fransen gemeenschappelijk hadden maar wel het nodige met elkaar. Ook de Franse Revolutie heeft bijgedragen aan het ontstaan van het nationalisme: de revolutionairen spraken mensen niet langer aan als lid van een stand maar als burgers van een staat. Tenslotte heeft de vroeg-19e eeuwse stroming van de Romantiek bijgedragen aan het ontstaan van een cultureel nationalisme: de idee dat elk volk een eigen identiteit of volksaard heeft (cultureel nationalisme).
Na de Napoleontische periode heeft het nationalisme in Europa lange tijd gefungeerd als een drijvende politieke kracht die volken, verspreid levend over verschillende landen, in één staat wilde verenigen. We noemen dit politieke nationalisme. Dit gold bijvoorbeeld voor de Italianen en voor de Duitsers. Beide volken leefden verspreid over diverse staatjes. De eenwording van Italië kwam tot stand in 1861, de Duitse eenwording in 1871.
Het politieke nationalisme vormde een bedreiging voor 19e eeuwse veelvolkerenstaten zoals Oostenrijk en het Turkse Rijk. In de 19e eeuw was de macht van beide rijken tanende. Het Turkse Rijk kreeg zelfs de bijnaam ‘de zieke man van Europa’. Verschillende volken zoals de Grieken en de Serviërs scheiden zich met succes af van het Turkse Rijk en stichtten eigen staten.
Ook in staten die al een natiestaat waren zoals Nederland speelde het nationalisme een rol, zij het dan eerder om de eenheid binnen het al bestaande land verder te bevorderen.
Duitse eenwording
Duitsland was na de Napoleontische tijd een lappendeken van onafhankelijke vorstendommen en stadstaten, met het koninkrijk Pruisen als de belangrijkste staat. Tijdens het revolutiejaar 1848 deden Duitse nationalisten een mislukte poging om de Duitse staten te verenigen.
Dat de Duitse eenwording uiteindelijk toch tot stand kwam, was de verdienste van de minister-president van Pruisen, kanselier Otto von Bismarck. Bismarck wilde de Duitse eenwording niet realiseren door burgers en nationalisten invloed te geven, maar door ‘Blut und Eisen‘ (oorlog en spoorwegen). Het voeren van oorlogen tegen omringende landen was voor hem een middel om de andere Duitse vorsten achter het doel van een Duitse eenwording o.l.v. Pruisen te krijgen, zonder daarbij de burgerij politieke inspraak te moeten geven. Met het voor Pruisen succesvolle verloop van de Frans-Duitse oorlog (1870-1871) kreeg Bismarck ook de laatste aarzelende Duitse staten mee. Het Duitse keizerrijk werd uitgeroepen in het nabij Parijs gelegen paleis van Versailles.
De Frans-Duitse oorlog zou vervolgens weer een voedingsbodem worden voor een verbitterd Frans nationalisme. Frankrijk had niet alleen de oorlog verloren maar was ook Elzas-Lotharingen aan Duitsland kwijtgeraakt. Voor de Fransen genoeg redenen om revanche te willen nemen op de Duitsers. Deze revanchegedachte werd Fransen vanaf de kindertijd ingeprent en werd daarmee een dieper liggende oorzaak voor het uitbreken van de eerste wereldoorlog meer dan veertig jaar later.