
Kenmerkend aspect 37 (9) (examen) (H/V)
Kenmerkend aspect 37: Het voeren van twee wereldoorlogen bij tijdvak 9: Wereldoorlogen.
Inleiding toegespitst op het kenmerkend aspect
De eerste helft van de twintigste eeuw kende twee oorlogen van een mondiaal (wereld) niveau: de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) en de Tweede Wereldoorlog (1939-1945). De aanleidingen, oorzaken en gevolgen van deze oorlogen zijn verschillend en zullen daarom apart van elkaar worden behandeld. Zij delen echter wel enkele gemeenschappelijke aspecten. Zo waren de wereldoorlogen beiden een totale oorlog, wat inhoud dat behalve twee legers ook de burgerbevolking wordt betrokken in de strijd. Bijvoorbeeld door deelname aan het vervaardigen van middelen voor de oorlog en door het ondervinden van moeilijkheden als gevolgen van een gebrek aan levensmiddelen en/of een ingevoerd distributiesysteem: een bonnetjessysteem waarmee voedsel en brandstof gespaard moest worden voor het front. Ook werden dorpen en steden niet ontzien en gewoon gebruikt als slagveld voor de gewapende strijd, waardoor meer burgerslachtoffers vielen tijdens de wereldoorlogen dan bij alle Europese oorlogen daarvoor tezamen. Dit kwam onder meer door de grote hoeveelheid aan oorlogsmiddelen (wapens, munitie, artillerie, tanks, vliegtuigen, schepen, raketten en andere vormen van massavernietigingswapens), die op grote schaal beschikbaar konden worden gemaakt door de industrialisatie voorafgaand aan deze oorlogen.
De Eerste Wereldoorlog (1914-1918)
Op 4 augustus 1914 begon de Eerste Wereldoorlog als gevolg van de moord op prins Franz Ferdinand (aanleiding), de kroonopvolger van de Oostenrijk-Hongaarse ‘Dubbelmonarchie’. De verschillende kampen hadden zich vooraf verzekerd van zoveel mogelijk bondgenootschappen, waardoor het uitbreken van een relatief klein conflict tussen Oostenrijk-Hongarije en Servië leidde tot een groot conflict op Europees- en wereldniveau. De bondgenootschappen hadden moeten leidden tot een machtsbalans in Europa, zoals dat er in de jaren voorafgaand aan de oorlog altijd voor gezorgd had dat het goed was gegaan. Er was echter iets fundamenteel veranderd wat deze politiek achterhaalt maakte: de ambities van keizer Wilhelm II. Voorafgaand aan het keizerschap van Wilhelm II had Otto von Bismarck, als rijkskanselier van Duitsland, na de Frans-Duitse Oorlog (1870-1871) de goede vrede altijd weten te bewaren door zich te verzekeren van de juiste bondgenootschappen. Zo had hij altijd gehandeld in de overtuiging dat Rusland te vriend gehouden moest worden, zeker met het risico dat Frankrijk zich ooit in een oorlog zou willen wreken op Duitsland voor de vernederingen die de Fransen hadden moeten ondergaan in de Frans-Duitse Oorlog. Met het aantreden van keizer Wilhelm II na de dood van zijn vader volgde al snel een breuk met Bismarck, waardoor Duitsland een heel andere koers ging varen, namelijk die van de ‘Weltpolitik’. Hierbij ging het idee van een goede band met Rusland verloren en kwamen Duitsland en Oostenrijk-Hongarije uiteindelijk in 1914 tegenover de Russen te staan. De Russen stonden namelijk in voor de vrijheid en het welzijn van hun Slavische broeders (Servië), die ondertussen bondgenoot geworden was van de Fransen, precies datgene waar Bismarck altijd bang voor geweest is, vanwege het risico voor een tweefrontenoorlog met Frankrijk in het Westen en Rusland in het Oosten. Wilhelm II nam het risico en bleef middels een blanco cheque (een symbool voor onvoorwaardelijke steun) steun bieden aan Oostenrijk-Hongarije, waardoor er een dominospel aan oorlogsverklaringen volgde:
Datum 1914: | Het land: | verklaart oorlog aan: |
---|---|---|
28 juli | Oostenrijk-Hongarije | Servië |
1 augustus | Duitsland | Rusland |
3 augustus | Duitsland | Frankrijk |
4 augustus | Duitsland | België* |
4 augustus | Engeland | Duitsland** |
6 augustus | Oostenrijk-Hongarije | Rusland |
9 augustus | Duitsland | Servië |
11 augustus | Frankrijk | Oostenrijk-Hongarije |
12 augustus | Engeland | Oostenrijk-Hongarije |
* = Geen officiële oorlogsverklaring maar kan zo wel gezien worden door het land onrechtmatig te gebruiken als doorgang naar Frankrijk. ** = Engeland staat in voor de soevereiniteit van België. Binnen slechts vijftien dagen was het volledig gedaan met de vrede in Europa. |
Het enthousiasme voor het uitbreken van deze oorlog en de overtuiging dat men de oorlog tegen de kerst wel even gewonnen zou hebben, komen voort uit een sterk gevoel van nationalisme gemengd met een gevoel van onoverwinnelijkheid. De industriële revolutie had er immers voor gezorgd dat het wapentuig enorm verbeterd was sinds de laatste oorlog in Europa (Frans-Duitse Oorlog). Wat men echter leek te vergeten, was dat dit voordeel echter ook gold voor de tegenstander. De oorlog tussen voornamelijk Duitsland en Frankrijk verliep vele malen moeizamer dan men (in Duitsland) had gehoopt. De Duitsers hadden gedacht slim te zijn door België te gebruiken als doorgang naar Frankrijk (Von Schlieffenplan), maar stuitte reeds daar op hevig verzet van de Fransen, gesteund door de Engelsen en de Belgen. Von Schliefen had gedacht binnen zes weken met Frankrijk te kunnen afrekenen, om vervolgens de Russen volledig te kunnen bestrijden. Dit mislukte echter: de Fransen waren vele malen sterker dan gedacht en de Russen mobiliseerden zich sneller dan gedacht.
Dat de Fransen zich op de been wisten te houden, had grotendeels te maken met de inzet van een nieuw massavernietigingswapen wat het verloop van de oorlog beïnvloedde: de mitrailleur. In een kwestie van seconden kon een heel aanstormend peloton van vijandelijke soldaten worden weggeveegd en uitgeschakeld. In deze oorlog had dan ook de verdedigende partij veel vaker het voordeel dan de aanvallende partij. Het resultaat was dan ook dat men zich aan weerskanten ingroef, wat het oprukken van de vijand nagenoeg onmogelijk maakte. In maanden tijd werden slechts enkele kleine stukken land veroverd op de vijand. Om deze situatie te kunnen doorbreken werd een beroep gedaan op een ander nieuw wapen: het gebruik van gifgas. Hiermee kon in één klap een heel peloton aan soldaten worden verblind, verminkt (verbranding) of verstikt. Een voorwaarde hiervoor echter was dat de wind wel de goede kant op moest staan, anders zou de wolk van giftig gas gemakkelijk langs de eigen manschappen kunnen gaan trekken. Het inzetten van dit wapen werd dan ook geen groot succes. Hitler, die aan den lijven de gevolgen van zo’n gifgas-aanval ondervond, was dan ook fel gekant tegen de inzet ervan in de Tweede Wereldoorlog. De uitputtingsslag werd uiteindelijk door de geallieerden (o.a. Engeland, Frankrijk, Rusland en vanaf 1917 ook de Verenigde Staten) op de centralen (o.a. Duitsland en Oostenrijk-Hongarije) gewonnen. De wapens zwegen vanaf 11 november 1918. In deze oorlog sneuvelden naar verluidt in totaal 35.043.826 mensen (bron: Niall Ferguson – Pity of War).
Het interbellum (1919-1939)
De regering van Duitsland zag zich genoodzaakt de strijdt op te geven, voornamelijk door uitputting van de levensmiddelen en de aanvoer van militairen en munitie. Voor veel militairen in de loopgraven was dit een complete verrassing, omdat veel van hen de strijdt nog niet op wilde geven. Zij voelden zich verraden door hun eigen regering, wat later uit zou groeien tot de ‘Dolkstootlegende’. Wat volgde was een onvoorwaardelijke overgave van de Duitsers aan de geallieerden, die middels de conferentie in Versailles kwamen tot het verdrag van Versailles (1919), wat een eenzijdig verdrag was ter bestraffing van de Duitsers en ter wederopbouw van datgene wat was verwoest tijdens de oorlog. De Duitsers moesten 132 miljard goudmark betalen aan Engeland, Frankrijk en België, enorme stukken grondgebied afstaan en tevens zijn leger terugbrengen tot slechts 100.000 man. Door deze vernedering in de ogen van veel Duitse burgers en militairen bleef de situatie explosief en ontstond er lange tijd grote chaos. De keizer was ondertussen afgetreden en gevlucht naar Nederland, waar hij zijn leven lang verder geleefd heeft in Huis Doorn. De (nieuwe) regering van Weimar (Republiek van Weimar, als gevolg van het aftreden van de keizer ontstaan) werd zeer gehaat en groepjes militairen bleven de orde verstoren. Gevechten tussen communisten en nationalistische groeperingen, zoals de NSDAP van Adolf Hitler, braken om de haverklap uit waardoor het land permanent in een staat van burgeroorlog leek te zijn. Een staatgreep van een communistische groepering mislukte, en ook de staatsgreep van Hitler in 1924 mislukte. Toch lukte het Hitler vanaf 1933 aan de macht te komen, waarna hij het land volledig naar zijn hand zette. Hiertoe was hij geholpen door het ongunstige politieke klimaat waarin de democratie zwaar ter discussie stond, evenals het wereldwijde kapitalisme, wat in de ogen van velen in Europa had gefaald (beurscrash van 1929). De roep om andere soorten systemen, zoals die de fascisten (Italië), communisten (Rusland) en het nationaalsocialisme (Duitsland) voorstonden werden dan ook steeds luider waardoor deze uiteindelijke totalitaire ideologieën uitmondde in totalitaire regimes. Door het militaristische karakter van de Italianen en Duitsers, die zich als herboren voelde, en de Japanse expansie in Azië ten koste van China, lag een nieuw wereldlijk conflict op de loer. De Italiaanse dictator Mussolini wilde graag de oude glorie van het Romeinse Rijk herstellen, Adolf Hitler droomde van een Duits Rijk dat de wereld aan zijn voeten zou hebben liggen en de Japanse keizer was reeds in 1937 een imperialistisch avontuur aangegaan met de verovering van Korea, Mantsjoerije en steeds grotere delen van China. Het tweede wereldlijke conflict der grootmachten, de Tweede Wereldoorlog, begon op 3 september 1939 met de oorlogsverklaring van Engeland op Duitsland na diens inval in Polen op 1 september 1939.
De Tweede Wereldoorlog (1939-1945)
De Tweede Wereldoorlog was een ander soort oorlog dan zijn voorganger. Dit was al zichtbaar in de eerste paar dagen van oorlogsvoering van de Duitse militaire machine tegen de weerloze Poolse verdedigingsmacht. De manier van oorlogsvoering was volledig anders dan die in de Eerste Wereldoorlog: de Duitsers maakten gebruik van wat men de ‘Blitzkrieg’ noemt, wat zoiets als bliksemoorlog betekent. Door gebruik te maken van snelle stormtroepen zoals tanks en gemotoriseerde eenheden (motor of vrachtwagens) – die strategische doelen bezetten die van belang zijn voor het functioneren van de vijand, zoals vliegvelden, havens en bruggen – werd het Poolse leger overdonderd door het snelle oprukken van de Duitsers. Bommenwerpers en duikbommenwerpers werden gebruikt om grote delen van steden, dorpen of militaire bases plat te leggen en precisiebombardementen uit te voeren op vijandige eenheden die een snelle opmars zouden kunnen dwarsbomen. Door zo efficiënt te werk te gaan kon een land als Polen in slechts vier weken worden verslagen, waar dit normaal een kwestie van vier tot vijf maanden had kunnen zijn. In deze oorlog had de aanval dan ook het voordeel boven de verdediging door het wapentuig dat gebruikt werd om een snelle oorlog te kunnen voeren. Er werden verder terreurbombardementen uitgevoerd door de Duitse bommenwerpers op de Poolse hoofdstad Warschau, wat de overgave bespoedigde, maar ook een enorme hoeveelheid burgerslachtoffers tot gevolg had. Dergelijk bombardementen volgden later ook op Rotterdam (14 mei 1940) en op Londen (juli-oktober 1940), welke nooit eerder op vergelijkbare wijze had plaatsgevonden op onschuldige burgers om een overgave af te dwingen. De Engelsen hielden stand in de Slag om Engeland, waarna de Duitsers hun pijlen richtten op de Sovjet-Unie. Aanvankelijk boekten de Duitsers veel succes in hun campagne (Operatie Barbarossa) tegen de Sovjet-Unie, maar zij werd gedwarsboomd door de strenge Russische winter van 1941. Geleidelijk aan begon de Duitse adelaar (landssymbool Duitsland) hun grip op de Russische beer (landssymbool Rusland) te verliezen, waarna zij meer en meer werden teruggedrongen naar haar eigen grondgebied. Op 6 juni 1944 begonnen de legers van de VS, Canada en Engeland aan hun invasie van het bezette Normandië in Frankrijk. Deze dag zou bekend komen te staan als D-Day, maar de gehele militaire operatie om een begin te maken aan de bevrijding van Europa, heette Operatie Overlord. Heldhaftige soldaten waagden hun leven deze dag voor de vrijheid van die van de mensen in Europa, een zeer nobele daad.
Uiteindelijk zou de Duitse hoofdstad Berlijn pas vallen op 2 mei 1945. Hitler had twee dagen hiervoor, op 30 april 1945, zelfmoord gepleegd in zijn bunker in Berlijn, uit vrees in handen van de Russen te vallen. Een week later, op 8 mei 1945 gaf Duitsland zich officieel over. Het dodental van de Tweede Wereldoorlog was uitgekomen op liefst zes keer de hoeveelheid van dat in de Eerste Wereldoorlog. Dat had niet alleen (wel grotendeels) te maken met het geweld dat de Duitsers hadden gebruikt. Alle partijen pasten in de Tweede Wereldoorlog op ongekende schaal geweld toe tegen de burgerbevolking, ook de Britten en de Amerikanen. De geallieerden hadden (wellicht uit wraakgevoel) hele Duitse steden in lichterlaaie gezet met grootschalige bombardementen. Goede voorbeeld hiervan zijn de Duitse steden Dresden en Köln, die grotendeels in de as zijn gelegd. Uiteindelijk koste deze bombardementen aan een miljoen onschuldige Duitse burgers het leven. Ook van de zijde van de Russen werd de oorlog met grote wreedheid gevoerd. Zo is jaren na de oorlog duidelijk geworden dat op bevel van Jozef Stalin een zeker duizendtal Poolse krijgsgevangen legerofficieren ter dood is gebracht, wat lange tijd verborgen heeft weten te blijven.
Na de Duitse capitulatie moest de Verenigde Staten nog zien af te rekenen met Japan. Die bood fanatiek verzet en leek door het gebruik van guerrillatactieken – waarin vijandige legereenheden toeslaan en zich vervolgens in een oerwoud of begroeid gebied verstoppen – onverslaanbaar. De Amerikanen besloten daarom over te gaan tot het gebruik van een massavernietigingswapen van een kracht die niet eerder had bestaan: de atoombom. Met twee van deze bommen legde ze de Japanse steden Hiroshima en Nagasaki plat, waarna de Japanse keizer zich genoodzaakt zag zich over te geven aan de Verenigde Staten. Een conflict van niet eerder bestane omvang kwam op 15 augustus 1945 tot een einde met de capitulatie van Japan. In totaal zijn tussen de 70.000.000 (70 miljoen) tot 85.000.000 (85 miljoen) mensen omgekomen in de zes jaar dat de Tweede Wereldoorlog heeft geduurd.