Kenmerkend aspect 40 (9) (examen) (H/V)

Kenmerkend aspect 40: De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie bij tijdvak 9: Wereldoorlogen.

Vanaf de 19e eeuw waren het aantal betrokkenen bij de politiek sterk toegenomen en uitgebreid, onder andere door het liberalisme en het nog altijd aanwezige verlichte denken. Zo was de besluitvorming en het bestuur van veel landen gedemocratiseerd, wat leidde tot een steeds grotere aanwezigheid en betrokkenheid van de burger bij de politiek. Hoewel dat aanvankelijk in de 19e eeuw nog vooral was weggelegd voor de welgestelden (rijke bevolking), werd vanaf de 20e eeuw iedereen van de bevolking bij de politiek betrokken, met name door het algemeen kiesrecht (1919 in Nederland). De politiek werd daardoor toegankelijk voor het gewone volk, wat ervoor zorgde dat gezocht moest worden naar manieren om de bevolking voor zich te winnen, of zelfs te beïnvloeden.

Dit was mogelijk door middel van het gebruik van propaganda. Hierin verheerlijk je jezelf of maak je een tegenstander zwart. Bijvoorbeeld door een gebeurtenis mooier en grootser af te schilderen dan deze in werkelijkheid was, of een politieke tegenstander in verlegenheid te brengen door jeugdzondes op te halen of (valse) geruchten te verspreiden. De moderne techniek maakte het mogelijke deze op grote schaal te verspreiden en grote aantallen mensen te bereiken, bijvoorbeeld door middel van film, kranten en radio. Verschillende bewegingen maakte hier ook gebruik van en streefden ernaar zo brede lagen van de bevolking te bereiken: socialisten, de communisten en fascisten.

Wanneer men verder ging dan het alleen voor zich winnen van de bevolking of het bestrijden van een tegenstander, dan spreken we al gauw over indoctrinatie. Dan wordt op systematische wijze gewerkt aan het inprenten van (foutieve) beelden bij de bevolking, wat min of meer neerkomt op hetzelfde als propaganda, maar dan met als doel dat mensen en vooral kinderen gehersenspoeld worden en leugens niet meer kunnen onderscheiden van de waarheid. Totalitaire regimes, zoals Nazi-Duitsland, de Sovjet-Unie onder Stalin en het fascistische Italië, drukten niet alleen het verzet de kop in, ze wilden ook dat iedereen zich met hart en ziel voor hen inzette. Daarvoor was indoctrinatie onmisbaar. Om enthousiasme te wekken, gebruikte ze vlaggen, vaandels en andere symbolen, in de hoop dat dit het nationalisme in de mensen zou aanwakkeren. Ze verspreidde ook posters, verheerlijkten de eigen leiders en maakten die van hun tegenstanders zwart, en schilderden de eigen ideologie zo positief mogelijk af en die van de tegenstanders zo negatief mogelijk. De Frans-Duitse Oorlog en de Eerste Wereldoorlog waren een belangrijke impuls voor het ontstaan van staatspropaganda.