
Kenmerkend aspect 43 (9) (examen) (H/V)
Kenmerkend aspect 43: Racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de joden bij tijdvak 9: Wereldoorlogen.
De Holocaust en Endlösing waren de eerste kennismaking van het westen met de genocide (volkerenmoord) op de joden. De Holocaust herinnert ons eraan waartoe racisme en discriminatie kunnen leiden. Verbittering en frustratie als gevolg van de crisissituatie in Duitsland bleken een gunstige voedingsbodem voor het antisemitisme van Hitler en de nazi’s. Het Duitse nationaalsocialisme ging uit van biologische ongelijkheid tussen mensen. Sommigen ‘mensenrassen’ zouden superieur zijn, met name het Noordwest-Europese Germaanse ras: de Ariër. Anderen zouden inferieur zijn. Vooral de joden werden gezien als minderwaardig en zeer bedreigend voor het voortbestaan van Duitsland. Met het aannemen van de rassenwetten van de Neurenberg in 1935 werd joden in Duitsland het staatsburgerschap ontnomen, werden huwelijken tussen joden en niet-joden bij wet verboden en werd (in zeer vage bewoordingen) bepaald wat precies de definitie was van een ‘jood’. Het anti-joodse geweld, wat al langer zichtbaar was in de Duitse samenleving, barstte los tijdens de Kristalnacht, in de nacht van 9 op 10 november 1938. Honderden joden werden in een opwelling van geweld vermoord, winkels en huizen werden geplunderd en joodse synagogen vernield en verwoest.
De Duitsers probeerde aanvankelijk het joodse volk te verdrijven uit het Duitse Rijk. Ook werden betalingen gedaan aan de joden om hen te bewegen het land te verlaten. Veel joden deden dit of ontvluchte het land simpelweg door uit te wijken naar buurlanden van Duitsland. Anderen kozen voor een weg naar de Verenigde Staten of Canada, zoals Albert Einstein. De joden die achterbleven werden allereerst vooral in oostelijke richting afgevoerd en ondergebracht in kampen en getto’s in het bezette Polen. Toen deze aanpak niet de gewenste effecten had, werd geopperd de joden dan maar af te voeren naar het Oost-Afrikaanse eiland Madagaskar. Dit plan bleek al gauw onuitvoerbaar door de macht van o.a. de Engelsen op zee. De nationaalsocialisten ontwikkelden daarom een beleid dat gericht was op totale uitroeiing van de joden. In januari 1942, op het hoogtepunt van de Duitse veroveringen in Europa en Rusland, werd gedurende de Wannseeconferentie door hoge Duitse officieren in het diepste geheim besloten over te gaan op het systematisch uitroeien van het joodse volk. Hitler had het oplossen van dit ‘jodenvraagstuk’ in handen gelegd van de SS.
Daartoe werden joden geregistreerd en bijeengebracht, en vervolgens gedeporteerd naar doorvoer- en vernietigingskampen. Daar werden zij systematisch vermoord in speciaal daarvoor gebouwde gaskamers met crematoria. In één jaar tijd waren er al vier miljoen joden vermoord. Door het geheime karakter van de Endlösing wisten veel joden en andere Europeanen lange tijd niets af van deze concentratiekampen, hoewel er geruchten over gingen en diverse (verzets-)kranten verhalen publiceerde over verdwenen mensen. Ook ontstonden er mythen dat joodse slachtoffers werden gebruikt ter vervaardiging van meubilair, zoals de verwerking van hun huid in de lampenkappen van nazi-officieren. Hoewel deze geluiden van meer dan één kant kwamen is er nooit bewijs voor gevonden dat dit ook echt is gebeurd. Na de beëindiging van de Tweede Wereldoorlog werden gewone Duitsers gedwongen te gaan kijken in de concentratiekampen die voor langere tijd hadden bestaan in hun land. Uit de reactie van deze Duitsers bleek dat veel van de gewone mensen nooit geweten hebben dat de uitroeiing van de joden had bestaan. Dit zegt veel over de manier waarop het nazi-regime deze praktijken onder de pet heeft weten te houden voor haar eigen (gewone) bevolking. Volgens Martin Gilbert, een Brits historicus die in 1988 de ‘Atlas van de Holocaust’ uitbracht, zouden in totaal 5.754.400 joden de dood hebben gevonden tijdens de Tweede Wereldoorlog.