Kenmerkend aspect 44 (9) (examen) (H/V)

Kenmerkend aspect 44: De Duitse bezetting van Nederland bij tijdvak 9: Wereldoorlogen.

Op 10 mei 1940 vielen de Duitsers Nederland binnen. Nederland was verbijsterd, want het had gehoopt weer neutraal te blijven, zoals gedurende de Eerste Wereldoorlog het geval was geweest. In een groot Duits offensief tegen West-Europese landen werd Nederland al na vijf dagen verslagen. De regering, inclusief koningin Wilhelmina, vluchtte naar Londen. Hitler benoemde de nazi Seyss-Inquart tot rijkscommissaris: de hoogste machtshebber in Nederland. De bezetting, een toestand waarin de Duitse legermacht Nederland onder bedwang hield, was begonnen. Aanvankelijk hoopten de Duitsers de Nederlandse bevolking op te nemen in een groot Germaans rijk door haar vriendelijk te behandelen en via propaganda voor het nationaalsocialisme te winnen. Deze aanpak bleek echter niet succesvol: het verzet tegen de bezetter bleef bestaan.

Het Nederlandse volk had verschillende houdingen tegenover de bezetters: collaboratie (helpen van de Duitsers), aanpassing (het alledaags leven ging nu eenmaal gewoon verder) of een houding van verzet. Verzet kwam voor in een onschuldige (passieve) vorm, waarin Nederlanders (stiekem) blijk gaven van trouw aan het eigen land of koningshuis. Er werden dan bijvoorbeeld illegale kranten gedrukt en verspreid, de voorletter van de koningin werd op gebouwen geschilderd of men stak elkaar de letter V toe (peace-teken, wat toen stond voor victorie). Verzet bestond echter ook in een actieve vormen, bijvoorbeeld door gemeentekantoren te overvallen en Duitse officieren dood te schieten. De meeste mensen paste zich echter aan en bleven omwille van hun veiligheid het gewone leven voortzetten. De fluwelen handschoen ging af en de verharding, onderdrukking en terreur van de hand van de Duitsers nam toe. Ook de joden in Nederland werden meer en meer buiten de samenleving geplaatst, vernederd, opgespoord en uiteindelijk zelfs weggevoerd. De bezetting werd zo steeds onaangenamer. Auto’s en fietsen werden in beslag genomen, radio’s moesten worden ingeleverd. Velen doken onder om aan de dwangarbeid in Duitse kampen te ontkomen en er kwamen tekorten op alledaagse artikelen, zoals textiel, schoenen en zeep. Het hoogtepunt van deze schaarste aan artikelen en voedsel vond plaats in 1944, toen gedurende de Hongerwinter duizenden Nederlanders opkwamen door het gebrek aan voedsel.

Vanaf september 1944 wisten de Geallieerden grote delen van het zuiden van Nederland te bevrijden. Een verdere bevrijding bleef nog lange tijd uit, omdat zij bleven steken bij de grote rivieren. In Holland en Utrecht volgde daarop de Hongerwinter die duizenden mensenlevens kostte. Alles was grauw en treurig. Er was op straat geen verkeer meer, treinen reden niet meer, overal lag puin, vuilnis werd niet opgehaald, scholen bleven dicht, er was geen stroom meer en nog maar een heel klein beetje water. De bevrijding in mei 1945 kwam dan ook niets te vroeg: Nederland was geruïneerd, leeggeroofd en de economie verwoest onder de Duitsers. Van de Nederlandse joden zijn de meeste in vernietigingskampen omgekomen. Sinds deze bezetting van Nederland spreekt men dan ook van de situatie van ‘voor en van na de oorlog’.