
Kernbegrippen tijdvak 7 (examen) (H/V)
Hier vind je een overzicht van alle kernbegrippen en hun betekenis, die horen bij de tijdvak 7: de tijd van Pruiken en Revoluties (1700 – 1800).
Kernbegrippen: | Betekenis: |
---|---|
Aboltionisme | Beweging voor de afschaffing van slavenhandel en slavernij. |
Ancien régime | De oude orde in samenleving, voorafgaand aan democratische revoluties. |
Democratische revoluties | Ingrijpende politieke verandering, waarbij een democratische grondwet wordt ingevoerd. |
Grondrechten | Basisrechten voor alle burgers die zijn vastgelegd in een grondwet. |
Grondwet (constitutie) | Wet waarin staat hoe een land geregeerd moet worden en wat de rechten en plichten van de burgers zijn. |
Plantages | Grote landbouwbedrijven in de tropen, waar gewassen werden geproduceerd voor de Europese markt. Vanuit Europa werden deze handelskapitalistische ondernemingen vanaf de 16e eeuw opgezet in Amerika en vanaf de 19e eeuw in Azië en Afrika. |
Rationalisme | Toepassing van redelijkheid, gebruik van gezond verstand. Ook wel: het boven alles stellen van het verstand. Het rationalisme was een hoofdkenmerk van de verlichting. |
Sociale verhoudingen | Verschillen, overeenkomsten en onderlinge betrekkingen tussen groepen in een samenleving, zoals met betrekking tot de rechten en plichten van de standen in het ancien régime. |
Staatsburger | Persoon met de politieke rechten van een burger in een staat, zoals het recht om een vertegenwoordiger in een parlement te kiezen of om gekozen te worden. |
Transatlantische slavenhandel | Handel in zwarte Afrikaanse slaven tussen Afrika en Amerika. Tussen 1500 en 1850 werden elf miljoen Afrikanen onvrijwillig naar Amerika gebracht. |
Verlicht absolutisme | Systeem waarbij een verlichte vorst de absolute macht heeft en verlichte hervormingen van bovenaf probeert in te voeren. Een voorbeeld is de Pruistische koning Frederik de Grote (1740-1786). |
Verlicht denken | Volgens de ideeën van de verlichting. |